
Intern overleg leren: Werken in een organisatie

Waarom
wordt er zo veel vastgelegd op papier?

Daarom
Fijn he, al die documenten en informatie over taken, instructies, procedures en processen? Maar bedenk nu eens hoe het bij jou op de werkvloer zou gaan als al die informatie niet beschikbaar is. Dan kan iedereen lekker zijn eigen ding doen, toch? Stel dat jouw collega’s van andere locaties of op het hoofdkantoor ook lekker hun eigen gang gaan… Vrijheid, blijheid? Je snapt: werken in een organisatie vraagt om regels, voorschriften en een structuur. Dat geeft duidelijkheid en dat werkt uiteindelijk een stuk lekkerder, echt waar!
Wat is een organisatie?

Kijk om je heen

Hoe groot is jouw organisatie? Kijk verder dan je eigen team en je zult nog verbaasd zijn over de hoeveelheid collega’s in het land en op het hoofdkantoor. Je werkwereld is groter dan jouw locatie alleen. Je werkt namelijk voor een organisatie.
Een organisatie is een samenwerkingsverband met een bepaald doel. Vaak wordt de volgende indeling gemaakt:
- Profitorganisatie: de organisatie streeft winst na. We noemen dit ook wel een bedrijf. De cateringorganisatie valt binnen de dienstverlenende sector: er worden diensten aangeboden aan andere mensen (de doelgroep).
- Non-profitorganisatie: de organisatie hoeft geen winst te maken. Denk aan een sportvereniging of een stichting. Ze hebben natuurlijk wel geld nodig om te kunnen blijven bestaan.
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

Wat mag of moet ik doen?

Als je werkt in de contractcatering, dan werk je in een dynamische en afwisselende omgeving waar altijd wel wat te doen is. Handen uit de mouwen dus! Maar hoe zorg je er nou voor dat niet iedereen als een kip zonder kop door elkaar heen rent? Lang leve de functiebeschrijving!
Iedereen die in een organisatie werkt, heeft zijn namelijk zijn eigen taken. Welke taken dat zijn, hangt af van je functie. En daar hangen dan ook weer andere bevoegdheden aan vast. Al deze zaken zijn vastgelegd in een functieomschrijving. Het uitvoeren van jouw taken is jouw uiteraard je eigen verantwoordelijkheid.
TVB? Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
Procedures en werkinstructies

Werken volgens afspraak

We gaan een stapje verder, er is nog veel meer informatie beschikbaar die je helpt bij het uitvoeren van je werkzaamheden: procedures en werkinstructies. Deze helpen je je werk goed en snel te doen, en daar hebben je gasten ook weer plezier van!
Procedures:
- Bestaan uit een aantal instructies die volgens een bepaalde volgorde moeten worden uitgevoerd.
- Gaan over de grote lijnen en niet over details.
Werkinstructies:
- Maken duidelijk hoe iets gedaan moet worden.
- Zijn specifiek en gedetailleerd.
- Ondersteunen je bij je werkzaamheden.
Zie je het verschil?
De klachtenprocedure beschrijft hoe je moet omgaan met klachten: hoe moeten klachten ontvangen worden, hoe vindt de afhandeling plaats en wie is verantwoordelijk?
In een werkinstructie staat hoe je een klachtenformulier invult en naar wie en hoe snel je het moet opsturen.

Waarom
kunnen we het niet gewoon bij ons koffiepraatje houden?

Daarom
Werk je in een team? Dan is het gezellig om regelmatig samen een kop koffie te drinken en elkaar bij te praten over de laatste nieuwtjes en de dagelijkse bezigheden. Maar wil je écht de tijd nemen om belangrijke onderwerpen goed te bespreken en zaken op elkaar af te stemmen? Dan heb je meer nodig dan een tiental minuten en een lekker bakkie. Voor een aantal soorten overleg moet je tijd en ruimte maken. En als je het goed doet, dan levert het je nog tijd en energie op ook!
Werkoverleg

Werken aan overleg

Je gasten rekenen op lekkere producten, een afwisselend assortiment, goede service en een schone en gezellige omgeving. En om dat voor elkaar te krijgen, moet je van alles regelen, afstemmen, bedenken en uitwerken. En daar is het werkoverleg voor!
De kenmerken van een werkoverleg zijn:
- Het doel is om inzicht te krijgen in het verloop van de werkzaamheden en de werkomstandigheden.
- Je bespreekt lopende zaken, nieuwtjes, de samenwerking, de werkomstandigheden en bedenkt samen verbeteracties.
- Het is een formeel overleg en dus niet vrijblijvend.
- Er wordt gewerkt met een agenda, een voorzitter en een notulist.
- Iedereen krijgt op hetzelfde moment dezelfde informatie, handig!
- Het is een belangrijk teammoment: iedereen is betrokken en blijft betrokken.
KISS
Langggggg vergaderen? Niet doen! Keep It Short & Simple. KISS dus.
De rolverdeling

Wie o wie?

Bij een werkoverleg hoort een taakverdeling. Welke taken – ook wel rollen genoemd - zijn er te verdelen?
- De rol van voorzitter
Deze leidt het overleg en zorgt ervoor dat het overleg gestructureerd verloopt, dat iedereen aan bod komt en dat er beslissingen genomen worden als dat nodig is. - De notulist
Je kunt ervoor kiezen om een verslag te maken, maar vaak is een actielijst veel praktischer en duidelijker. In deze actielijst zet je de belangrijkste afspraken en wie verantwoordelijk is voor welke acties. - De rest van de groep deelnemers
Deze levert een actieve bijdrage door zich voor te bereiden, zaken in te dienen voor de agenda, mee te denken, met oplossingen te komen tijdens het overleg en natuurlijk door na afloop de afspraken in de praktijk uit te voeren.
Is de leidinggevende altijd automatisch de voorzitter? Nee hoor! De taakverdeling hoeft echt niet elke keer hetzelfde te zijn. Het zorgt juist voor meer betrokkenheid en dynamiek als je de rollen om toerbeurt afwisselt.
Functioneringsgesprek

Jij mag in de spotlights!

Een compliment is zo gegeven en een vraag is snel gesteld. Maar soms heb je meer tijd en aandacht nodig. Misschien zit je ergens mee? Of wil je graag extra opleidingen doen omdat je ambitieus bent? Een functioneringsgesprek is een uitgelezen moment om deze zaken te bespreken. Het is een belangrijk gesprek, het draait immers voor een groot deel om jou!
Kenmerken van het functioneringsgesprek:
- Het is een formeel overleg.
- Het vindt één tot twee keer per jaar plaats.
- Het gesprek is gericht op de toekomst.
- Het gesprek is tweezijdig en gelijkwaardig: er is ruimte voor de leidinggevende en de medewerker om zaken in te brengen, om vragen te stellen en om te reageren op de ander.
- Afspraken worden vastgelegd op papier.
Je mag altijd vragen om een (extra) functioneringsgesprek!
Beoordelingsgesprek

Luister eens…

Het beoordelingsgesprek is, net als het functioneringsgesprek, een gesprek tussen een leidinggevende en een medewerker. In dit gesprek geeft je leidinggevende een oordeel over je functioneren dus. En dat is dan al snel een kwestie van stilzitten en luisteren. Als het goed is, zul je tijdens je functioneringsgesprekken al hebben gehoord hoe je leidinggevende vindt dat het gaat. Geen grote verrassingen dus.
Kenmerken van een beoordelingsgesprek:
- Het is een formeel overleg.
- Het gesprek is gericht op het verleden, je functioneren van de afgelopen tijd wordt beoordeeld.
- Het gesprek is eenzijdig en niet gelijkwaardig. De leidinggevende heeft het voor het zeggen. Je krijgt natuurlijk wel de kans om te reageren, maar dit heeft geen invloed op het oordeel.
- De beoordeling (en eventuele afspraken) worden op papier gezet en door beide partijen ondertekend.

Waarom
is het zo makkelijk om elkaar niet te begrijpen?

Daarom
Sommige mensen hebben maar een half woord nodig om een ander….. verkeerd te begrijpen. Dat kan een aantal oorzaken hebben: niet goed luisteren, de ander niet uit laten praten, het beter (denken) te weten, de ander niet serieus nemen, enzovoort. Gelukkig zijn er heel veel tips die je helpen om de communicatie tussen jou en je de ander goed te laten verlopen. Breng ze vooral in de praktijk. Dat werkt een stuk lekkerder namelijk.
Miscommunicatie

Miss Verstand en Miss Communicatie

Je communiceert de hele dag door. Wat communicatie lastig maakt is dat jij soms denkt duidelijk te zijn, maar je boodschap kan door de ander heel anders dan opgepakt worden dan je bedoeld had. We spreken dan van miscommunicatie.
Voorbeeld:
Jij zegt: ‘Wil je dat krat leegmaken en netjes opruimen?’
De ander kan denken: ‘Nou, nou, die denkt zeker ook dat ze hier de baas is!’
De ander kan denken: ‘Dat vraagt ze zeker aan mij omdat ik het de vorige keer niet goed gedaan had.’
De ander kan zeggen: ‘Ok’ en het vervolgens niet doen omdat ze eerst iets anders af wil maken.
De ander kan het doen en denken ‘Waarom doet ze het zelf niet.’
De ander heeft je niet verstaan ruimt het krat dus niet op. En daar vind jij dan weer wat van.
Je ziet, er kan van alles in werking treden door één ‘simpele zin’. En vaak heb je het niet eens door. Miss Verstand en Miss Communicatie zijn er binnen no time bij.
Tips voor een prettige communicatie

Eigenlijk best simpel. Toch?

Tijd voor wat tips:
- Zorg dat je verbale communicatie (wat je zegt met woorden) overeenkomt met je non-verbale communicatie (wat je zegt met gebaren, je lichaamstaal, dus zonder woorden). Dus zeg je dat je blij bent? Laat het dan ook zien!
- Voorkom ruis op de lijn. Ruis zorgt ervoor dat de ander je boodschap niet goed kan begrijpen. (Bijvoorbeeld omdat je vergeet belangrijke informatie te vermelden, doordat de ander niet goed oplet of doordat de telefoon gaat en je elkaar niet goed kunt verstaan.)
- Luister (dit gaat over het algemeen het beste als je zelf stil bent). Laat zien dat je luistert door te knikken en te hummen en door in je eigen woorden samen te vatten wat de ander (volgens jou) heeft gezegd. Dan controleer je ook direct of je het goed begrepen hebt.
- Sta open voor de ander. Wil je dat de ander jou begrijpt? Probeer dan eerst hem of haar te begrijpen. Werkt gegarandeerd.
Soorten vragen

‘Is dit de juiste vraag?’

Vragen stellen is niet moeilijk. De juiste vragen stellen wel! Goede vragenstellers vragen door. Als je ‘doorvraagt’, dan stel je een vraag over het antwoord dat je net van de ander hebt gekregen. Dit doe je om precies te achterhalen wat iemands mening is, of wat er aan de hand is. Wanneer jij doorvraagt, help je de ander ook om te benoemen wat er precies speelt.
Door vragen te stellen kun je je betrokkenheid tonen, geef je de ander ruimte om zijn verhaal te doen of probeer je te achterhalen wat er nou precies aan de hand is. Ze zijn dus onmisbaar in een open communicatie.
De meest voorkomende vragen:
- Gesloten vragen:
Vragen waarop iemand alleen met ja of nee kan antwoorden of een keuze kan maken uit gegeven antwoorden. Ze nodigen niet uit tot praten. - Open vragen:
Vragen die meestal beginnen met ‘Wie, wat, waar, wanneer, welke, waarom en hoe.’ Deze vragen nodigen uit tot praten. - Dubbele vragen:
Een variant op de open vraag die tot verwarring kan leiden doordat de vraag eigenlijk uit twee vragen bestaat: ‘Wat vindt u van ons restaurant en het assortiment?’ - Suggestieve vragen:
Vragen waar je het (gewenste) antwoord of mening eigenlijk al in de vraag verpakt” ‘Vind jij het ook niet handig georganiseerd?’
Feedback

‘Nee, jij dan...!’

Gedrag roept gedrag op. Als iemand heel enthousiast is, werkt dat vaak aanstekelijk. Je zult zelf ook enthousiaster worden. Maar als een ander het ‘te overdreven’ vindt, dan roept het enthousiasme ander gedrag op: irritatie. Om elkaar goed te (blijven) begrijpen is het handig dat je elkaar af en toe terugkoppelt wat voor effect bepaald gedrag op je heeft. Dat noemen we ook wel: feedback geven. Dit kan je doen omdat je wil dat de ander vooral zo doorgaat (positieve feedback) of omdat je graag wilt dat de ander iets aanpast in zijn gedrag (negatieve feedback). Voor de ontvanger geldt dat je sneller geneigd bent om dit gedrag daadwerkelijk aan te passen als je je niet (zo heel erg) aangevallen voelt.
Tips voor het geven van feedback:
- Wees eerlijk.
- Wees concreet: leg duidelijk uit wat voor gedrag iemand vertoont.
- Benoem het gedrag van de ander, wat voor effect het op jou heeft en welk gedrag je wel zou willen zien.
- Spreek in de ik-vorm, zo houd je het bij jezelf.
- Wacht niet te lang met het geven van feedback.
Niet doen: ‘Je bent ook altijd te laat!’
Wel doen: ‘We hadden negen uur afgesproken en je kwam kwart over negen binnen. Ik vind het erg jammer dat we op jou moesten wachten.’

Waarom
zou je niet gewoon achterover hangen?

Daarom
Ja, dat kan natuurlijk ook. Lekker afwachten en de klok in de gaten houden om te kijken hoe lang het overleg nog duurt. Maar dan kan het wel eens heel lang duren. En terwijl jij in gedachten bij je boodschappenlijstje, je nieuwe vriend of de plannen voor het weekend bent, worden er misschien wel dingen besloten en besproken waar jij tijdens je werk mee te maken krijgt.
Door achterover te hangen, mis je dus een heleboel. En dan hebben we het niet alleen over kennis en het laatste nieuws, maar vooral de kans om een belangrijke bijdrage te leveren aan jouw team en de prestatie die je samen neerzet. Jij bent een belangrijk onderdeel van het succes. En daar moet je je ook naar gedragen. Actie dus!
Voorbereiding

Een goede voorbereiding is….

Je gaat toch niet achteroverleunen bij een overleg? Door je goed voor te bereiden op een overleg, kun je een belangrijke bijdrage leveren. Het gaat over jou en over jouw team, dan moet je er dus ook voor zorgen dat je goed beslagen ten ijs komt.
Voorbereiding op een werkoverleg:
- Heb je een onderwerp voor het overleg? Dien dit dan op tijd in.
- Lees de notulen of de actielijst van het vorige werkoverleg door als voorbereiding op het volgende overleg.
- Zorg dat je de acties uit de actielijst (waar je naam achterstaat) opgepakt hebt, zodat je tijdens het overleg de voortgang kunt bespreken.
Voorbereiding op een functioneringsgesprek:
- Zet voor jezelf op een rijtje waar je tevreden over bent, wat je ambities zijn en wat volgens jou aandachtspunten voor verbetering zijn. Deze aandachtpunten kunnen gaan over de sfeer in het team, de samenwerking, de werkwijze of andere verbeterpunten. Je mag ook aangeven wat je vindt van het functioneren van je leidinggevende, het is immers een gelijkwaardig gesprek.
- Lees het verslag of formulier van je vorige functioneringsgesprek nog eens door.
Actie!

Goed geregeld toch?

Na jouw gedegen voorbereiding is het tijd voor actie. Hoe zorg je ervoor dat je actief betrokken bent bij het overleg. En wat moet je zeker niet doen….
Wel doen:
- Pak je rol (gesprekspartner, voorzitter, notulist of betrokken meedenker).
- Stel vragen.
- Luister naar elkaar.
- Denk mee.
- Draag oplossingen aan.
- Sta open voor andermans ideeën.
- Volg de agenda.
Niet doen:
- Achterover leunen.
- Je tijd uitzitten.
- Afdwalen (in gedachten of qua onderwerp).
- Ideeën van tafel vegen (‘Dat werkt hier toch niet’).
- Denken dat het niet over jou gaat.
Wordt er een regio-overleg georganiseerd? Vooral gaan! Het is dé manier om nieuwe collega’s te ontmoeten en je wereld te vergroten.